Recensie, SURINAME, na de Binnenlandse Oorlog
|In: LA Chispa, maandblad over Latijns-Amerika en de Cariben, december 2005
Suriname na de Binnenlandse Oorlog
Het boek van de Nederlandse journaliste Ellen de Vries was al een hot item voor één Surinaamse lezer het in handen kreeg, want enkele maanden geleden raakte een flinke stapel van deze nieuwe KIT-publicatie ‘zoek’ in de haven van Paramaribo.
Wie zat er achter deze verdwijntruc? De Bouterse-clan? Ex junglecommandoleider Ronnie Brunswijk? De entourage van de onlangs herkozen president Ronald Venetiaan? “Het kan iedereen geweest zijn,” mailde een goed geïnformeerde Surinaamse vriend me “want alle Surinamers zouden zich moeten schamen over de feiten die in dat boek bekend worden gemaakt.”
Waarover gaat het? Zoals de titel aangeeft, handelt deze publicatie over de période na de Binnenlandse Oorlog, uitgevochten van 1986 en 1992 tussen het Nationaal Leger onder leiding van Desi Bouterse en het Jungle Commando (JC) van Ronnie Brunswijk, dat in die periode een groot deel van Oost-Suriname onder controle had. Een paar honderd burgers en strijders kwamen om, met als absoluut dieptepunt de massaslachting in het Marrondorpje Moiwana, het Surinaamse My Laï, waardoor de uittocht van binnenlandbewoners naar Frans Guyana op gang kwam.
Volgens De Vries zijn de desastreuze gevolgen van deze oorlog tot op vandaag merkbaar. In dit boek brengt de auteur de naweeën van de Binnenlandse Oorlog via twaalf hoofdstukjes in kaart waarin zij vooral nadruk legt op woningbouw, onderwijs gezondheidszorg en criminaliteit. Zij sprokkelde het grootste deel van haar basismateriaal bij elkaar tijdens gesprekken in 2003, 2004 en 2005 met vluchtelingen, JC-leden, (ex)-militairen, overheidsdienaren, politici, politiewoordvoerders, onderzoekers en hulpverleners. Haar uitgangsvraag tijdens de interviews was: “Hoe is de stand van zaken nu en hoe blikt men terug op de voorbije oorlogsperiode?” Naast interviews verwerkte De Vries ook een grote hoeveelheid geschreven bronnen die zij groepeerde in zeer lijvige en instructieve voetnoten bij de tekst. Vaak doet zij een beroep op de studies van de Surinaamse antropologe Henna Guicherit die in Oost-Suriname en in Frans Guyana onderzoek deed naar de vaak erbarmelijke levensomstandigheden van de binnenlandbewoners. De resultaten van haar onderzoek liegen er niet om: kinderarbeid, jeugdprostitutie, tienerzwangerschappen, drugs- en alcoholovertredingen en andere zware wetsovertredingen aan de lopende band. Zij neemt als voorbeeld – en tevens symptomatisch voor de huidige toestand – het geval van de jonge maar aartsgevaarlijke crimineel Sampi die in 2004 door de politie onder de graszoden werd gewerkt. In het hoofdstukje ‘Crimineel of gecriminaliseerd?’gaat zij uitvoerig in op de achtergronden van de verweesde Arisin Sampi wiens vader – een binnenlandbewoner – in 1987 vermoord is door het leger.
Het algemene verwijt dat De Vries te horen krijgt is dat de overheid te weinig gedaan heeft voor de opvang van vluchtelingen. “Er is,” voegt zij er in haar slotwoord aan toe, “evenmin aandacht voor het leed van nabestaanden van dienstplichtigen, vrijwilligers en beroepsmilitairen die in de oorlog het leven lieten.” Verder vermeldt zij: “Hoewel de oorlog de animositeit tussen Marrons, stadsbewoners en Inheemsen lijkt te hebben versterkt, zijn voorstellen voor een Waarheidscommissie of verzoeningen nooit van de grond gekomen.” (p.154) Op verschillende plaatsen in het boek blijkt dat de overheid en haar vertegenwoordigers – ook president Venetiaan had geen tijd voor een interview – zeer verveeld zaten met sommige vragen van de journalist.
De KIT-uitgever mag zich gelukkig prijzen want het verschijnen van ‘Suriname na de Binnenlandse Oorlog’ is – toevallig – zeer goed getimed. Het boek van De Vries komt uit op een ogenblik dat Suriname door het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens te Costa-Rica veroordeeld werd waardoor de Surinaamse regering de verplichting tot onderzoek, schadevergoeding en berechting opgelegd krijgt.
De nieuwe Surinaamse regering waarin voor het eerst in de 30-jarige geschiedenis van het land ook Marrons op het hoogste niveau vertegenwoordigd zijn, staat met de rug tegen de muur. Het mensenrechtendossier rond de Binnenlandse Oorlog, maar ook het juridisch onderzoek naar de ‘decembermoorden’ van 08-12-1982 dwingen de regering maatregelen te treffen om met een onverwerkt en niet onderzocht verleden in het reine te komen.
Het is de niet geringe verdienste van Ellen de Vries dat zij als journaliste de Binnenlandse Oorlog en de gevolgen ervan uit de onfrisse doeken heeft gedaan. Zij deed dit op een zeer professionele en journalistiek keurige manier met veel aandacht voor woord en wederwoord waardoor ze op een vaardige wijze weet te laveren tussen waarheid en verdichting
De Vries schreef een leesbaar en verhelderend boek over een heikel Surinaams onderwerp en stelde ook een zeer overzichtelijk voetnotenapparaat samen dat alleen al een studie waard is.
“De geschiedenis van de Binnenlandse Oorlog moet nog geschreven worden,” zegt de Surinaamse historicus Jerry Egger. (p.23). Dat is juist. Tot nu toe namen enige buitenlandse journalisten en wetenschappers het voortouw om een stukje van de sluier van die ongeschreven Surinaamse geschiedenis op te lichten. Het wordt hoog tijd dat de eigen Surinaamse onderzoekers, al dan niet in het kader van een Waarheidscommissie, zich gaan vastbijten in dat onderwerp. Suriname heeft deskundigen in huis. Jerry Egger is daar één van.
Walter Lotens